Al praktisch mijn hele leven noem ik mij een humanistische rationalist of een rationele humanist. Eigenlijk al sinds ik als kind niet meer in Sinterklaas geloofde en nergens anders meer in geloofde dan alleen in mijzelf. Maar ik ben geen atheïst met een zendingsdrang en ik ben te veel humanist en ook realist om te beseffen dat veel mensen wel religieus zijn. Ik kan daar verder goed mee leven.
De afgelopen dagen in opperste rust doorgebracht gedurende deze hittedagen. Ik heb overdag thuis gezeten, wat boodschapjes gedaan en ’s avonds in het Sarphatipark gezeten, ook op een vast plekje. Lieke aan de telefoon gesproken en ze had drukke verhalen, over Lowlands, de Parade waar ze daarna is geweest en dan straks weer aan het werk en aan de slag. Nu beginnen aan het echte leven, zo voelt het voor haar. Hard werken, maar nu nog even vakantie en een beetje feesten en beesten. Ze vroeg niet naar mijn blog of hoe het met me ging. Goed zo. Afgesproken dat we na het weekend ergens wat gaan eten in de stad. Bellen nog. En weer allemaal mailtjes van collega’s van de krant over de op handen zijnde veranderingen. Ik heb links rechts kort geantwoord dat ik me er voorlopig allemaal niet over uitlaat en me nergens mee bemoei. Genoeg eigen sores nu aan mijn hoofd.
Gistermiddag – zaterdag – belde de buurman aan. Hans. Hij bedankte nog voor de ham, maar hij kwam vertellen dat zijn zoon Victor 16 jaar was geworden en vanavond een feestje zou geven. Er kon wat geluidsoverlast zijn en ik was ook welkom. Ik ken de buurtjes redelijk goed en ik heb Victor nog vanaf dat hij kleuter was zien opgroeien. Ze kwamen hier een paar jaar na mij wonen. Ik woon hier sinds 2000, op de Onbekende Gracht. Ik feliciteerde Hans en zei dat ik het allemaal prima vond, maar dat ik niet langs zou komen. Veel plezier met de jongelui.
De hitte bleef drukken en dreef me naar buiten en nu weer naar het Amstelveld. Het zou vanmiddag en vanavond kunnen gaan onweren.Thuis nog even flink wat water gedronken. Het was vijf uur. Op mijn bankje zat een wat oudere man, hij zat aan een uiteinde van het bankje en niet zoals ik, altijd in het midden om andere potentiële bankzitters te ontmoedigen. Ik zit graag alleen. De andere bankjes waren bezet en ik ging aan de andere kant van de bank zitten waar de man zat. Ik knikte naar de man. Hij was helemaal in het wit gekleed en had wit lang haar. Een Aziatisch, Indiaas uiterlijk. In de zestig zo te zien, misschien wat ouder. Witte schoenen, witte broek, wit T-shirt met daaroverheen een wit jasje. Ja, dat zie je wel zo in Amsterdam, een spiritueel type. Hippie geweest? Ik had een spijkerbroek met riem aan en een effen donkerblauw Arrow button-down-overhemd met korte mouwen en met een borstzakje voor de foon. Geen T-shirt eronder met dit weer. En beige sportschoenen van Adidas zonder sokken en zonder gestrikte veters. Het was denk ik nog wel dertig graden. Ik zat er met een diepe zucht en mijmerde over het leven, mijn leven. Ronddraaien in gedachten en vooral hoop op verbetering. Maar ook proberen om niet te denken. Rondkijken en er zijn, de tijd laten passeren.
Ik keek op mijn iPhone en het was zes uur geworden. Tijd voor een biertje. Ik drink nooit voor zes uur. Altijd stipt om zes uur, of later. Maar je mag niet meer op straat bier drinken. Ik kan naar huis gaan, of naar de Gouden Knop om de hoek. Nee, ik ga een blikje fris halen bij de snackbar in de Utrechtsestraat, vlak om de hoek, en dan nog proberen om te blijven zitten tot ik echt alcohol wil en honger krijg. Ik stond op en vroeg spontaan aan de man naast me of ik wat te drinken voor hem kon halen. Hij antwoordde zonder buitenlands accent in keurig Nederlands, Nee dank u wel, ik heb nu geen dorst. Hij glimlachte.
Ik was snel weer terug met een blikje zoete cassis. Wel lekker koud en dronk het binnen een paar minuten leeg. De man naast me richtte zich tot me en zei, U zou beter gewoon water kunnen drinken en niet die zoete troep. Ja, dat is wel zo, antwoordde ik, maar ik wilde nu even ook wat zoets,. De man wachtte even en vervolgde. U moet echt water gaan drinken en in ieder geval geen alcohol meer. Dat maakt u ziek. Pardon, dacht ik, wat bedoelt en bezielt deze man? Ik antwoordde niet.
Ik kan u helpen, echt helpen om van uw malaise af te komen, zei hij. Sorry, antwoordde ik, maar we kennen elkaar totaal niet en ik los mijn problemen zelf op. Dank u. En daar hoort juist een glaasje alcohol bij. Ik werd kriegelig en wat agressief in mijn stem. Mafketel.
Hij praatte door op een langzame, rustige toon. Hij ging maar door met adviezen en hij leek mij te kennen. Maar dat was onmogelijk. Ik onderbrak hem en vroeg hem wie of wat hij was. Een dokter, een of andere goeroe? Hij stelde zich voor als Ahmas. Nee, hij was geen dokter, maar een helende profeet, de profeet van Arf. Ik stelde meer vragen, maar kreeg ontwijkende, vage antwoorden. We tutoyeerden elkaar inmiddels. Hij zie een paar keer, U moet niet te veel vragen.
Ik had zin om op te staan en weg te lopen, maar ik bleef in gesprek. En hoe zou u mij dan verder kunnen helpen, wat moet ik dan doen, vroeg ik op een gegeven moment. Hij zei dat ik nu heel goed moest luisteren.
Ik blijf hier tot middernacht zitten en dan wacht ik op je. Wat is je voornaam? Ik zei Willem. Wel Willem je hebt vanaf nu tot 00.00 uur de tijd om naar het casino te gaan bij het Leidseplein en dan moet je daar met honderd euro op een willekeurige roulettetafel het hele bedrag op nummer 16 inzetten. En dan zal je winnen, 35 maal je inzet. Je incasseert de winst en komt weer hier terug naar dit bankje. Dan geef je mij al het geld en als je vanaf middernacht voortaan geen alcohol, maar water drinkt, dan ben je voorgoed genezen. Dat is een belofte. Geef me je hand.
Hij stak zijn hand uit. Maar ik piekerde er niet over om mijn hand uit te steken. Een krankzinnige man met een krankzinnig verhaal. Ik stond op en zonder wat te zeggen, liep ik weg. Ik was boos en verontrust. Niet eens zozeer over de man zelf, maar over de onmogelijkheid om goed te functioneren en ik bij zo’n gek zat op een bankje in plaats van gezellig in gezelschap met gezonde mensen. Maar ik was niet gezond.
Ik liep weg en de man, die zich Ahmas noemde, herhaalde nog gedempt, Willem doe het vanavond, zet in op nummer 16. Ik wacht hier …
_
Ik wilde niet naar huis en ging naar de Gouden Knop. Bier. Bier met een jonge jenever met ijs ernaast. Daar was ik aan toe. Het was rustig in de zaak en de mensen zaten buiten op het kleine terras langs de straatkant die richting het Amstelveld wees. Het bankje waar de man zat kon je hiervandaan niet zien. Gelukkig maar.
Ik voelde me agressief, boos en chaotisch. 16, waarom 16? Ik heb niets met gokken of met casino’s, nooit gehad, ik heb er een hekel aan. Stoppen met drinken ok, dat is altijd een goed en veilig advies, maar dit was een waanzinnig voorstel.
Het bier met de borrel waren snel gedronken en ik bestelde weer een bier, geen kopstoot. Rustig aan nu. En ik had totaal geen zin om het ook aan wie dan ook te vertellen wat ik net meemaakte. Wat had ook voor zin? Wat had überhaupt nog zin? Naar huis gaan, wat eten en vroeg naar bed. Alles vergeten. Het kostte me allemaal alleen maar zinloze energie.
Ik voelde dat ik dronken wilde worden, me bezatten, destructieve tendensen. Doordrinken. Het laat maken en sikker op bed neerstorten. Het werd acht uur en ik had nog een paar bier achter mijn kiezen. Ik moest wat eten en bestelde een tosti. Misschien straks nog een, dat was dan mijn avondeten. Naar het casino, honderd euro inzetten, Ahmas. Wie en wat was Ahmas? Een gestoorde gek.
Waardoor het kwam weet ik niet, maar ik kreeg een dwingende behoefte om te roken, nooit eerder gevoeld. Ik taal nooit naar een sigaret. En nu had ik trek in nicotine en liever nog in een lekkere joint om buiten op te roken met een biertje. Dan kan ik alles goed vergeten. Nadenken en fantaseren over Lydia, over de kinderen. Over alle vrijheid die ik eigenlijk heb. Dat ik me ergens nooit meer druk hoef te maken over werk en ook niet om geld. Ik heb een leuk spaarpotje en ik krijg ongetwijfeld een aardige vertrekregeling bij de krant. Ik kan gaan reizen als ik weer wat beter ben. Alles is mogelijk, maar nu wil ik niets anders dan drinken en ook blowen. Ik eet de tosti op en betaal steeds direct. Toch zeg ik tegen de barman die ik verder niet ken dat ik zo terug ben.
–
Aan het begin van de Utrechtsestraat zit een blowtentje. Het heet de Blauwe papegaai. Ik ga naar binnen en koop een voorgedraaide wietjoint, de ‘special’, een melange van diverse cannabissoorten, vijf euro. Prima. En ik koop een aansteker. Ik ga hem niet in een keer oproken. In een paar etappes.
Ik loop terug naar het café en kijk eerst nog even op het Amstelveld. De man zit er nog op het bankje. Eikel, met zijn witte pak en witte haren.
Binnen aan de bar bestel ik weer een biertje en nog een tosti. Ik neem het biertje mee naar het terras en ga op een vrije stoel zitten aan een tafeltje. Er zitten waarschijnlijk verder wat toeristen. Ik steek de joint aan en inhaleer een paar keer diep. Ik moet net niet hoesten. De wiet ruikt heerlijk en ik voel de rook op een prettige manier op mijn longen slaan. Dat is heel lang geleden. Ik geniet. Mijn gedachten dwalen verder af en na een deel te hebben opgerookt maak ik de joint tegen een baksteen van de muur uit. Even genoeg zo. Laat de listige kruiden hun werk doen.
Het wordt negen uur en is donker aan het worden. Een paar lichtflitsen en wat gerommel. Het regent niet. Ik draai rond in herinneringen, maar wil niet aan de krant denken, niet aan al die honderden zaken van de afgelopen jaren. Aan mijn leven in de rechtbank. Mijn hemel wat een waste of time eigenlijk. Ik ben er niets mee opgeschoten,. Alleen maar veel narigheid gehoord en opgeschreven. En dat was dan het echte leven.
Ik bestel mijn zesde biertje en wordt dronken, stronken. Ik voel me lekker. Het hele gesprek met Ahmas schiet voor de zoveelste keer door mijn hoofd. Ik ben niet spiritueel, maar ik word ook niet beter. Ik heb nog een paar uur om eventueel te stoppen met drinken.
Ik heb geen behoefte om iemand ook maar te spreken en zet mijn telefoon uit. Ik steek de joint weer aan en neem nog een paar trekjes, Genoeg verder. Alles suzielt en duizelt in mijn hoofd. Ik zou Lydia wel willen neuken, nu.
Het wordt nu helemaal donker, af en toe nog een flauwe lichtflits, maar geen onweer in de stad. Ik besluit resoluut om naar huis te gaan, het is tien uur. Ik hoef tegen niemand wat te zeggen, gewoon opstaan en weggaan. Toch loop ik weer eerst naar het Amstelveld. Hij zit er nog steeds.
Ik loop naar het Frederiksplein voor een omweg naar huis en ik realiseer me dat ik naar links kan de Plantagebuurt in, of naar rechts de Ceintuurbaan op richting het Max Euweplein waar het casino zit. tien minuten lopen. Het is druk en drukkend in de stad, zaterdagavond, toeristen, auto’s en fietsen. Allemaal snelle beelden en geluiden om me heen die ik probeer bij te benen met mijn benevelde geest. Thuis heb ik nog meer bier. En nog een beetje over van de joint. Party-time. Ik voel me goed.
Maar ik ga niet naar links, ik sla rechts af en loop naar het casino. Ik ga inzetten en heb niets te verliezen. Arf is god en Ahmas zijn profeet.
–
In het casino pinde ik 100 euro en wisselde de twee briefjes van 50 euro om in 5 fiches van 20 euro. En als het niks wordt, dan stop ik met drinken en ga ik nooit meer naar het Amstelveld of de Gouden Knop. Zo simpel is dat.
Het hele casino is een kakofonie aan kleuren en desoriëntatie, Ik was er nog nooit eerder geweest. Ik wil er even snel in en uit. 100 euro verliezen als strohalm door een gek, en door de gek die ik zelf ben.
Ik ben niet gespannen, maar heel rustig en bedachtzaam. Cool controlee. Ik kom in de zaal met de roulettetafels en ga bij de eerste staan die ik tegenkom. Ik sta aan de rand van de tafel en er kan nog worden ingezet. Het is er niet druk en ik zie vooral wat Aziaten, Chinezen. Ik heb er geen oog voor. Ik moet mijn punt maken en snel. Ik leg mijn 5 stukjes van 20 euro op vakje 16 van de roulettetafel en zeg tegen de croupier, Alles of niets op dit nummer, 100 euro. De croupier knikt en even later zegt hij hardop. Rien ne va plus. Er mag niet meer worden ingezet en hij geeft de roulettebak een forse draai. Daarna wordt het kleine balletje met zijn hand en uit de pols in de bak geslingerd. Nog 20 seconden: blijf ik altijd ziek, of word ik genezen?
Het balletje stuitert en buitelt over wat kuiltjes heen. Ik voel me heel sereen. Het balletje komt tot stilstand in een vakje. Het is nummer 16.